Wat doe je als de farmaceut je kind niet ziet staan?

Finn is 11. Hij heeft een energiestofwisselingsziekte. Finn klaagt niet, maar zijn ouders weten dat hij doodziek is. Maar geen farmaceut is geïnteresseerd in Finns ziekte: er zijn commercieel gezien te weinig ‘gevallen’. Dus zoeken de Finns van Nederland zelf naar een medicijn.

‘Mijn accu is steeds half leeg’, zegt de 11-jarige Finn Westerink over zijn ziekte. ‘En als ik wat doe, raakt mijn accu nog leger. Dan rust ik uit, maar die accu laadt heel moeilijk op. Ook als ik goed heb geslapen, kom ik moe uit bed.’

Finn lijdt sinds zijn geboorte aan een energiestofwisselingsziekte. Door een defect in de mitochondriën (de energiecentrales van de cel) wordt minder energie in de lichaamscellen aangemaakt. Het is een genadeloze ziekte waarvoor nog geen medicijn is. Aan de buitenkant zie je niks aan Finn – een gewone, knappe tienerjongen met een stoere coupe. ‘Maar zonder kleren zou je het wel meteen zien’, vertelt zijn vader Hans. ‘Hij heeft bijna geen vet en geen spieren, waardoor de knokkels van knieën en ellebogen extra uitsteken.’ Behalve extreme vermoeidheid heeft hij ook vaak hoofd-, buik- en spierpijn. ‘Het is alsof iemand met een tak steeds in mijn benen prikt’, zegt Finn aan de woonkamertafel in Reusel, een Brabants dorp niet ver van de grens met België. Hij heeft ook last van zijn kaakspieren en kan moeilijk slikken, waardoor eten soms een hele opgave is. Elke nacht krijgt hij daarom extra voeding toegediend via een sonde in de maag. Hij is eraan gewend. Klagen doet hij nauwelijks. ‘Het gaat goed’, zegt hij, terwijl hij zijn hondje Lilo liefdevol aait.

Weesziekte

Maar het gaat natuurlijk helemaal niet goed met hun zoon, weten zijn ouders Esther en Hans. ‘Zijn lijf is continu aan het marathon lopen’, zegt Hans. Zijn levensverwachting is onzeker. Van bepaalde energiestofwisselingsziektes is bekend dat de helft van de kinderen daaraan overlijdt voor het tiende levensjaar (vooral door aantasting van organen als hart, lever en hersenen), terwijl 70 procent niet ouder wordt dan 18 jaar.

Nederland telt naar schatting duizend kinderen en volwassenen die aan een energiestofwisselingsziekte lijden. Elke week worden in Nederland één of twee kinderen geboren met een energiestofwisselingsziekte, waarvan er ook nog eens een paar honderd varianten zijn. Dat zijn vijftig tot honderd patiënten per jaar. Die groep is te klein om commercieel interessant te zijn voor de farmaceutische industrie. Het is een zogenoemde weesziekte, een zeldzame aandoening waarvoor de apotheek geen medicijn heeft. 

Kleinschalig onderzoek

‘Kika is erg, maar dit is ook erg’, zegt Hans. ‘Voor kanker worden allerlei medicijnen en behandelingen ontwikkeld, maar voor energiestofwisselingsziekte doen die grote farmaceutische bedrijven niets. Dat voelt zo onrechtvaardig en is zo frustrerend: je zoon is doodziek, maar kan niet worden behandeld omdat er geen medicijn is.’

Veel mensen kennen de ziekte niet eens. ‘Ze denken dat het allemaal wel zal meevallen, want ze zien niks aan Finn’, zegt Esther. ‘Maar wij zien hem elke dag uitgeput van school thuiskomen – dan zakt hij van vermoeidheid soms letterlijk door zijn benen.’

Finn zelf heeft weleens verzucht: ‘Ik wou dat ik een gebroken been had, dan kan iedereen zien wat er aan de hand is.’ 

Toch hebben ze de hoop niet opgegeven. Buiten de grote farmacieconcerns om wordt toch – op veel kleinere schaal weliswaar – gewerkt aan de ontwikkeling van een medicijn tegen energiestofwisselingsziekten. In Nederland houden vooral kinderarts Jan Smeitink, hoogleraar mitochondriële geneeskunde aan het Radboudumc, en zijn team in Nijmegen zich daarmee bezig.

‘Ik zit al meer dan dertig jaar in het vak en dan komt er een moment dat je de vraag stelt: als je nog echt iets in het leven wilt betekenen voor patiënten met die ziektes, dan moet je aan medicijnontwikkeling gaan doen’, zegt Smeitink. ‘Een goeie vriendin was overleden aan een energiestofwisselingsziekte – dat heeft diepe indruk gemaakt. Dus daar wil ik iets aan doen.’

De ontwikkeling van een nieuw medicijn is een complexe, tijdrovende en geldverslindende onderneming. Smeitink en zijn team, in samenwerking met het Radboudumc en buitenlandse onderzoekscentra, kunnen niet beschikken over de honderden miljoenen die in de farmacie omgaan. Ze zijn afhankelijk van nationale en internationale subsidies, en van fondsenwerving door stichtingen en particulieren.

Hans Westerink en zijn zieke zoontje Finn. 
Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Benefietavonden

Ook de ouders van Finn zamelen geld in voor het onderzoek. ‘We gaan niet machteloos toekijken hoe deze progressieve ziekte steeds meer van onze Finn afpakt’, zegt Esther. Ze hebben hun eigen stichting (Energy4Finn) opgericht om geld op te halen, onder meer via benefietavonden en –diners en sportevenementen, waaronder de beklimming van de Mont Ventoux.

Ze doen het niet alleen voor Finn, maar voor alle patiënten. ‘Onze missie: energiestofwisselingsziekte de wereld uit!’, staat op de website van Energy4Finn. Ook zijn ze een inzamelingsactie begonnen via one2give.nl. De school doet mee aan de fondsenwerving. Vader Hans: ‘Finn zit in het laatste jaar van de basisschool. Zijn klas bood spontaan aan dat de opbrengst van de musical – één euro per entreekaartje – naar hem zou gaan. Dat is echt hartverwarmend.’ De stichting Energy4All steunt al sinds 2006 het onderzoek van Smeitink en zijn team. Ze heeft sindsdien 4,2 miljoen euro gedoneerd, waarvan dit jaar tot nu toe ruim 186 duizend euro. Een andere stichting, Join4Energy, heeft ruim 1,2 miljoen euro ter beschikking gesteld aan verschillende onderzoekers. Speciaal voor de ontwikkeling van het medicijn heeft Smeitink in 2012 het bedrijf Khondrion opgericht, waarvan hij directeur is.

‘Heel bijzonder dat patiënten en ouders van patiënten allerlei initiatieven ontplooien om geld op te halen voor ons onderzoek’, aldus Smeitink. ‘Het leeuwendeel van de financiering komt weliswaar van subsidies. Maar deze particuliere fondsenwerving is de smeerolie en elke euro is er één. Wat me nog het meest raakt: ook ouders van overleden patiënten blijven meedoen om geld op te halen.’

Het geld gaat niet alleen naar de Nijmeegse onderzoekers, maar ook naar andere ziekenhuizen en onderzoekscentra die deelonderzoeken doen. De directe band met patiënten en hun ouders vergroot wel de druk op de onderzoekers. ‘Het geeft een goed gevoel dat je het samen doet’, aldus Smeitink. ‘Maar je staat ook onder druk om snel resultaat te boeken – het gaat letterlijk om leven en dood – terwijl juist bij medicijnontwikkeling zorgvuldigheid en veiligheid voorop moeten staan.’

Eerste resultaten

Alle ogen en hoop zijn nu gevestigd op het potentiële medicijn KH176 dat is ontwikkeld door Smeitinks farmaceutische bedrijfje Khondrion. Het kan de energiestofwisselingsziekte wellicht stuiten. KH176 zit nog in de testfase. Dit jaar zijn de eerste resultaten gepresenteerd van wat het medicijn doet met de kwaliteit van leven van zieke volwassenen. Die resultaten zijn bemoedigend en de volgende fase in het medicijnontwikkelingtraject is ingegaan.

‘Ik ben al heel blij als we erin slagen om de progressieve ziekte tot stilstand te brengen’, zegt Smeitink. Het zal nog wel enige jaren duren voordat het medicijn beschikbaar zal zijn voor iedereen. ‘Ik ben heel voorzichtig om iets te zeggen over een tijdpad’, aldus de hoogleraar. ‘Want voor je het weet drukken patiënten en hun ouders de stopwatch in en gaan hoopvol aftellen. Want zo hoog is de nood.’

Dat geldt zeker ook voor Finn, Esther en Hans Westerink uit Reusel. ‘Ik hoop zo dat het medicijn er op tijd komt voor Finn, maar ook voor al die andere patiëntjes’, zegt Esther. Sommige wanhopige ouders hebben hun zieke kind al aangeboden om deel te nemen aan een klinisch onderzoek met KH176. Maar kinderen mogen geen ‘proefkonijn’ zijn. ‘Professor Smeitink zegt dat er eerst nog meer onderzoek nodig is om dit zorgvuldig en veilig te kunnen doen’, aldus Esther. Volgend jaar beklimmen ze opnieuw de Mont Ventoux, fietsend of lopend, om geld in te zamelen voor Join4energy. Esther: ‘De strijd om de top te bereiken is dezelfde strijd die Finn elke dag levert om uit bed te komen’. 

Weesgeneesmiddelen

Er zijn naar schatting zesduizend zeldzame aandoeningen waarvoor (nog) geen medicijn is. Een ziekte is zeldzaam als er minder dan 5 op de 10 duizend mensen aan lijden. Ze worden ook wel weesziekten genoemd omdat ze extra aandacht nodig hebben: door het kleine aantal patiënten is er weinig over bekend, vindt er weinig onderzoek naar plaats en kan het dus ook lang duren voordat een geneesmiddel wordt ontwikkeld.

Op de website van het informatiepunt weesgeneesmiddelen worden wat voorbeelden van weesziekten gegeven. Zo hebben in Nederland ongeveer 1.300 personen taaislijmziekte. Aan hemofilie lijden 1.600 Nederlandse mannen en jongens. Jaarlijks worden er 900 kinderen geboren met een van de 600 stofwisselingsziekten. Ongeveer 400 kinderen per jaar krijgen kanker – alle kankers die bij kinderen voorkomen zijn zeldzaam. Overheden proberen de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen te stimuleren. Zo verstrekt de EU subsidies aan onderzoek naar weesziekten. Daarnaast zijn er op Europees niveau stimulerende maatregelen voor bedrijven die weesgeneesmiddelen ontwikkelen. Zo kunnen zij voor een periode van tien jaar marktexclusiviteit krijgen, naast de gebruikelijke patentbescherming voor twintig jaar.

Crowdfundingacties

Patiënten – met name familie en vrienden van patiënten – proberen vaak via crowdfunding en andere acties geld in te zamelen voor medicijnonderzoek en -ontwikkeling. ‘Die financiële steun van patiënten of patiëntenverenigingen is waardevol, zeker in de beginfase van het onderzoeks- en ontwikkelingstraject’, zegt Annemiek Verkamman van HollandBio, belangenbehartiger van Nederlandse biotechbedrijven waaronder veel ontwikkelaars van geneesmiddelen.

Zo heeft het Duchenne Parent Project miljoenen opgehaald voor de ontwikkeling van een medicijn tegen de dodelijke spierziekte van Duchenne. Voor een klein deel van de patiënten is er nu een geneesmiddel (translarna/ataluren). Voor ­patiënten met taaislijmziekte (cystic fibrosis) is het medicijn orkambi ontwikkeld, waarbij vooral in de beginfase een grote rol was weggelegd voor de Cystic Fibrosis Foundation, een wereldwijde stichting van en voor mensen met taaislijmziekte.

In de moeizame zoektocht naar medicijnen voor zeldzame aandoeningen worden ook resultaten geboekt. Volgens de European Medicines Agency (EMA) stond de teller in 2017 op een totaal van 162. Nog eens een paar honderd medicijnen is in ontwikkeling. Maar die halen waarschijnlijk niet allemaal de eindstreep. ‘Gezien de bijna zesduizend weesziekten is er nog wel een wereld te winnen’, aldus Verkamman.

Finn met zijn broertje. 
Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant