Van veel medicijnen is onbekend wat de risico’s zijn als kinderen ze innemen. Toch stijgt het gebruik fors, want ze kunnen er baat bij hebben.
Tekst: Frederiek Weeda
Datum: 22 augustus 2009
Het is middeleeuws, vindt kinderarts Martin Offringa van het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam. Kinderen in Nederland krijgen steeds meer medicijnen, maar onderzoek is er nauwelijks. Niet naar de bijwerkingen en zelfs niet naar de effectiviteit van die medicijnen bij kinderen. Hoeft ook niet van de wet.
Martin Offringa: „We hebben dagelijks in de spreekkamer dit dilemma: we willen een kind een maagzuurremmer of hormoonhoudende zalf geven. Maar we weten niet precies hoeveel. En we weten vaak niet wat de bijwerkingen zijn. Zo’n zalf kán de groei remmen, maagzuurremmers kúnnen de bloeddruk verhogen. Toch doen we het.”
Om enige helderheid te scheppen schrijft Offringa samen met kinderarts Matthijs de Hoog van het Sophia Kinderziekenhuis een handboek voor huisartsen en kinderartsen: het Nederlands kinderformularium. Daarin kunnen alle artsen, via internet, per geneesmiddel zien hoeveel ze ongeveer moeten voorschrijven voor een kind. Meer dan bij een volwassen patiënt, of minder, of juist helemaal niet bij een kind. Want kinderlichamen reageren op veel middelen anders dan volwassen lichamen. Op anti-epileptica bijvoorbeeld of op hormoonzalven. „Van een slaapmiddel worden volwassenen slaperig, terwijl kinderen er druk van worden.” Het formularium zal de komende tien jaar steeds worden aangepast, zegt Offringa, want er moet nog „veel systematisch onderzoek worden gedaan naar geneesmiddelen bij kinderen”. De doseringen in het formularium stoelen op ervaring in de praktijk en soms op onderzoek.Er worden nogal wat medicijnen voorgeschreven voor kinderen, blijkt uit cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen in Den Haag. Elk jaar meer. De stichting houdt alle verwerkte recepten van ruim 90 procent van de apothekers bij. Op verzoek van deze krant analyseerde zij welke medicijnen kinderen (tot 20 jaar) anno 2009 het meest slikken en welke medicijnen de afgelopen tien jaar populairder zijn geworden. Bovenaan de stijgers staan de medicijnen voor psychiatrische stoornissen zoals ADHD.
Schreven artsen in 1999 nog 132.000 keer een recept uit voor methylfenidaat (ritalin), in 2008 deden ze dat 502.000 keer. Ook antipsychotica werden vorig jaar drie keer vaker (131.000 keer) voorgeschreven dan tien jaar geleden.
Maar ook het gebruik van maagzuurremmers nam een vlucht, evenals dat van laxeermiddelen.. De stijging komt niet doordat een bepaald medicijn in 1999 bijvoorbeeld één keer in de zes maanden werd voorgeschreven en nu één keer per kwartaal. En meer kinderen zijn er ook niet. Apotheker Annemieke Horikx van de Koninklijke Nederlandse Vereniging ter bevordering van de Pharmacie. „Het is eerder zo dat medicijnen tegenwoordig voor langere termijnen worden voorgeschreven dan voorheen.” Oorzaken zijn de verbeterde diagnostiek én de steeds sterkere behoefte van ouders en artsen aan verlichting van klachten, zegt apotheker Horikx. „Het is dan ook niet per se een negatieve ontwikkeling.”
Maar er moet wel meer onderzoek komen, zegt kinderarts Offringa. Alle artsen, zegt hij, willen het beste voor kinderen en hun leed verzachten. „Maar dan moet iemand wel meten of ze met een geneesmiddel meer kwaad doen dan goed. En dat gebeurt nu niet systematisch.” Uit Brussel kwam twee jaar geleden het begin van wat hij de „Verlichting” noemt. Fabrikanten moeten nieuwe medicijnen voortaan ook testen op kinderen. „Dat geldt dus niet voor bestaande middelen.” Tot nu toe worden bijna alle medicijnen aan kinderen off label én off license voorgeschreven. Dat wil zeggen dat de fabrikant ze niet officieel heeft laten registeren voor die patiëntenpopulatie (kinderen) en voor die kwaal. Want dat kost onderzoek, tijd en dus geld. Alleen hebben artsen van sommige middelen in de praktijk ontdekt dat patiënten voor wie ze niet bedoeld zijn, er wel baat bij hebben.
Neem de antipsychotica. Zo’n 33.000 kinderen kregen dat vorig jaar; in totaal 131.000 recepten (vier per jaar). Niet omdat er 33.000 psychotische kinderen zijn maar omdat bleek dat een lage dosering van bijvoorbeeld olanzapine rustgevend werkt voor angstige of agressieve autistische kinderen. „Het is voor ouders dan een afweging”, zegt psychiater en autismedeskundige Rutger-Jan van der Gaag. „Wil ik dat mijn onhandelbare zoon van school af moet en misschien in een instelling moet wonen? Of wil ik dat hij zich met een paar druppels olanzapine per dag beter voelt, op school kan blijven en thuis kan wonen?”
Bijwerkingen zijn er wel. Van de meeste antipsychotica komt de patiënt kilo’s aan doordat de eetlust wordt bevorderd. Dat kan leiden tot suikerziekte. Sommige kinderen moeten er daarom weer mee stoppen. Is dat niet gevaarlijk? Van der Gaag: „Ook bij stoppen met een medicijn moeten ouders en arts de risico’s van de bijwerkingen afwegen tegen de voordelen van het middel. Wij laten hen daarin niet alleen. Ouders van een patiënt aan wie ik een medicijn heb gegeven, mogen mij altijd bellen. Ook ’s avonds laat.”